De longen bestaan uit het bovenste en onderste systeem. Het bovenste omvat de neusopeningen, de keelholte met het slikapparaat.
De neus is een belangrijk onderdeel en zeker bij de hond en de kat. De neusgat openingen zorgen bij de kortsnuitige rassen voor veel ademhalingsproblemen omdat deze veelal te nauw zijn.
Op het einde van de neus zit het ethmoid, het bot die verantwoordelijk is voor het ruiken.
In de longen (pulmones), die zich in de pleuraholte bevinden, vindt de gaswisseling plaats tussen de ingeademde lucht en bloed. De ingeademde lucht komt via de bronchiën (luchtwegen) in de longen. De longen bestaan uit verschillende structuren, die door bindweefsel zijn verbonden en overtrokken worden door de pleura.
De bronchiën vertakken zich bovenaan de longen naar links en rechts van de luchtpijp. In de long vertakt de bronchus zich in secundaire en tertiaire bronchiën en deze weer verder in bronchioli.
De bronchioli vertakken zich verder in longblaasjes, de alveoli. De longen vullen het grootste gedeelte van de borstholte. Ze worden opengehouden door oppervlaktespanning die ontstaat door vloeistof. Deze vloeistof wordt geproduceerd door een dunne bekleding die zich rond de longen en borstkas bevindt.
In de longen bevinden zich twee soorten membranen (pleura): de binnenste laag (viscerale pleura) en de buitenste laag (pariëtale pleura).
Bij de longhilus worden ze met elkaar verbonden. De viscerale pleura bekleedt de buitenkant van de long. Zij bestaat uit éénlagig epitheel, een vezellaag met collagene en elastische vezels en een ‘subpleura’ met lymf- en bloedvaten.
De pariëtale pleura bekleedt de binnenkant van de borstkas. De bouw van de vezellaag varieert. Bij gezonde mensen staan de viscerale en pariëtale pleura met elkaar in contact, ze glijden bij de ademhalingsbeweging over elkaar heen. De zeer smalle ruimte tussen de pleura is de pleuraholte. Deze ruimte is net voldoende om de vloeistof te bevatten die de twee lagen soepel over elkaar laat glijden.
Omdat het hart aan de linkerkant ligt, is de linkerlong iets kleiner dan de rechterlong. De volumina van de rechter- en linkerlong verhouden zich hierdoor ongeveer als 4:3.
Elke long wordt door diepe spleten (fissura interlobares) in kwabben verdeeld. De rechterlong bestaat uit drie kwabben en de linkerlong uit twee.
De rechterlong heeft een voortse-, een middenst- en een achterste longkwab. Deze worden gescheiden door schuine fissuren. Deze fissuren worden interlobulaire fissuren genoemd.
De linkerlong wordt eveneens door een fissuur verdeeld in een voor en een achterkwab. Deze fissuur is een interlobulaire fissuur, de voorste longkwab wordt dan nog een halfs verdeeld door een intralobulaire fissuur. De fissuren worden, net als de buitenkant van de longen, bekleed door de viscerale pleura (figuur 1.2).