inleiding
Dieren kunnen infecties krijgen door virussen, bacteriën, schimmels, protozoën en wormen.
Bactericide antibiotica doden micro-organismen (meestal bacteriën) en bacteriostatische antibiotica remmen de groei van micro-organismen.
Vroeger werd er onderscheid gemaakt tussen de chemische bereide chemotherapeutica en de biologisch bereide antibiotica. Tegenwoordig wordt de term 'antibiotica' vrijwel universeel gebruikt voor beide soorten.
Antibiotica kunnen via een tablet, capsule, drankje, injectie of infuus worden toegediend.
Werking
Bactericide antibiotica remmen de vorming van bepaalde eiwitten en nucleïnezuren die de bacteriën nodig hebben.
Bacteriostatische antibiotica remmen de opbouw van de bacteriële celwanden of veroorzaken lekken in de celwand, waardoor de bacteriën worden gedood.
In het dierlijk lichaam bevinden zich ook miljoenen bacteriën die een nuttige werking hebben, bijvoorbeeld bij de spijsvertering. Daarom moet een antibioticum bij voorkeur alleen de ziekmakende bacteriën doden en de nuttige bacteriën sparen. Smalspectrum antibiotica hebben deze eigenschap, terwijl breedspectrum antibiotica veel verschillende soorten bacteriën bestrijden.
Bijwerkingen
De bijwerkingen van antibiotica vallen uiteen in :
- Microbiologische bijwerkingen :
Doordat het antibioticum ook de lichaamseigen bacteriën doodt, krijgen ziekmakende bacteriën of schimmels de kans de opengevallen plaatsen in te nemen.
Hierdoor kan bijvoorbeeld diarree ontstaan, of een schimmelinfectie van huid of slijmvliezen.
Bij langdurig gebruik van een breedspectrum antibioticum kan een tekort aan vitamine B en K ontstaan. Deze vitamines worden namelijk door de normale darmbacteriën gemaakt. - Overgevoeligheidsreacties :
Zoals jeuk en huiduitslag. Deze zijn onafhankelijk van de dosis en kunnen ook al bij gebruik van kleine hoeveelheden ontstaan. Ze komen relatief vaak voor bij antibiotica uit de penicillinegroep. In zeldzame gevallen kan een ernstige overgevoeligheidsreactie ontstaan, een zogenaamde anafylactische shock. - Toxische reacties :
Deze kunnen van middel tot middel verschillen en zijn afhankelijk van de dosis. Een hogere dosis geeft méér klachten. Soms is een bepaald orgaan, zoals het gehoororgaan of de nieren, extra gevoelig voor een antibioticum.
Resistentie
Een verminderde of in het geheel geen reactie na toediening van een antibioticum wordt 'resistentie' genoemd.
Van 'primaire resistentie' is sprake wanneer het micro-organisme direct vanaf het begin geen reactie vertoont.
Bij 'secondaire resistentie' reageert een micro-organisme in het begin wel op het antibioticum, maar later niet meer.
Resistentie kan verschillende oorzaken hebben.
Elk levend organisme, dus ook een micro-organisme, is continu bezig zich zo goed mogelijk aan te passen aan veranderingen in de omgeving. In een omgeving waarin (veel) antibiotica voorkomen, bedenken zij 'trucs' om te overleven. Door deze aanpassing worden ze resistent.
Deze resistentie kunnen ze overdragen op hun nakomelingen én op andere micro-organismen in hun omgeving. Er zijn aanwijzingen dat ook door 'toevallige' of 'spontane' mutaties in het erfelijk materiaal (DNA) van micro-organismen resistentie kan ontstaan.
Op die manier kan er dus resistentie optreden tijdens de behandeling of kunnen dieren al vanaf het begin geïnfecteerd zijn met resistente bacteriën.
Resistentie voorkomen
De belangrijkste oorzaak van antibioticaresistentie is het te veel en onjuist gebruik van antibiotica bij dieren.
Antibiotica zijn alleen nodig bij ernstige bacteriële infecties. Het overgrote merendeel van de infecties, zoals griep en verkoudheden, wordt door een virus veroorzaakt. Hiertegen helpen antibiotica niet.
Ook milde bacteriële infecties zoals oor- en keelontstekingen worden meestal na enkele dagen door het afweersysteem van het lichaam overwonnen en behoeven geen behandeling met antibiotica.
U kunt zelf helpen resistentie bij onze huisdieren te voorkomen door :
- u aan de juiste dosis en duur van de kuur te houden
- contact met uw behandelend dierenarts op te nemen als er na twee dagen nog geen verbetering is opgetreden
- restjes antibiotica niet te bewaren ' voor de volgende keer'.
Het middel kan inmiddels verminderd werkzaam zijn of in het geheel niet geschikt voor de nieuwe infectie.