De twee onderste ruimten van het hart zijn de hartkamers of ventrikels. Tussen de linker- en rechterhartkamer loopt een scheidingswand (septum).
Elke hartkamer heeft twee kleppen: een klep die de hartkamer scheidt van de boezem erboven en een 'uitlaatklep'. Deze kleppen zorgen ervoor dat het bloed slechts in één richting kan stromen.
De tricuspidalisklep bevindt zich tussen de rechterkamer en de rechterboezem en de mitralisklep tussen de linkerkamer en de linkerboezem.
Aan de binnenwand van de hartkamers zitten plooien en sterke peesdraden (chordae tendineae) die voorkomen dat de flappen (cuspides) van de mitralisklep en de tricuspidalisklep 'omklappen' - zoals een paraplu bij harde wind - wanneer de hartkamers zich samentrekken.
Functie?
De rechterhartkamer ontvangt bloed uit de rechterboezem (rechteratrium) en pompt bloed naar de longen om er zuurstof op
te nemen. Dat bloed stroomt vervolgens naar de linkerboezem (linkeratrium, die het zuurstofrijke bloed de linkerhartkamer in pompt.
De linkerhartkamer wordt zwaarder belast dan de rechterhartkamer en heeft dan ook een dikkere wand. Als de linkerhartkamer zich samentrekt, wordt zuurstofrijk bloed via bloedvaten naar de rest van het lichaam gepompt.
De linkerhartkamer wordt zwaarder belast dan de rechterhartkamer en heeft dan ook een dikkere wand. Als de linkerhartkamer zich samentrekt, wordt zuurstofrijk bloed via bloedvaten naar de rest van het lichaam gepompt.