Lever : ziekten aan de lever, hepatitis

De lever krijgt tijdens een dierenleven nogal wat te verwerken. Het orgaan krijgt als eerste bloed uit de darmen en is daarom de lever het meest van alle organen blootgesteld aan diverse vergiften. (conserveermiddelen, chemische antioxidanten, resten van landbouwvergiften, hormonen en dergelijke).

Is er sprake van een storing in de darmfunctie, dan zal de lever het nog zwaarder te verduren krijgen, maar gelukkig beschikt dit orgaan over een groot herstelvermogen (regeneratievermogen) en een zeer grote reservecapaciteit.

Een zware belasting van de lever kan natuurlijk niet onbeperkt doorgaan en wanneer er uiterst giftige stoffen, zoals uitscheidingsproducten van bacteriën (toxinen) in het bloed terecht komen, treedt er een acute leververgiftiging (acute hepatitis) op.
Chronische leververgiftiging (chronische hepatitis) ontstaat in de meeste gevallen door slecht fabrieksvoer en infecties van de lever worden veelal veroorzaakt door virussen, waarbij er zowel zwaardere als lichtere vormen voorkomen. Wanneer de lever vergiftigd of ontstoken (hepatitis) raakt, reageert deze hierop door te zwellen als gevolg van het feit dat er levercellen kapot gaan en er zich daardoor oedeem in de lever vormt. Het leverweefsel zelf wordt hierdoor niet gevoelig, maar wel het bindweefselkapsel van de lever, dat door de zwelling opgerekt en pijnlijk wordt. Bij veel leverziekten treedt er geelzucht (icterus) op, iets wat een tweetal oorzaken kan hebben:

  • De lever is wel in staat om de bloedkleurstof te verwerken, maar doordat hij gezwollen is, kan het eind product niet via de galvloeistof afgevoerd worden naar de galblaas en de darmen.
  • Het verouderen van rode bloedlichaampjes die vervolgens stuk gaan, waardoor hemoglobine vrij komt en de bloedkleurstof wordt opgestapeld (deze twee stoffen zijn chemisch verwant aan elkaar). De lever moet dit verwerken, maar doordat deze niet goed kan functioneren, hoopt de bloedkleurstof zich op, hetgeen te zien is aan het geelgekleurde oogwit. Dit is voor het dier een levensbedreigende situatie.

In beide gevallen komt er te weinig gal in de darmen en wordt het vet niet voldoende verteerd en dat is te zien aan de witte, vettige ontlasting. Bij de eerstgenoemde soort geelzucht lijdt het dier bovendien aan ondraaglijke jeuk.

Wanneer de lever zich niet voldoende kan herstellen, worden de kapotte levercellen niet meer door leverweefsel, maar door littekenweefsel vervangen waardoor een verharding van de lever (levercirrose) optreedt.


een microscopisch beeld van levercirrose

Het functioneren van de lever gaat in zo’n geval steeds verder achteruit en het bloed uit de darmen kan de lever niet meer goed passeren, doordat de vertakkingen van de poortader dichtgedrukt worden. Hierdoor treedt er vocht uit de bloedvaten en er ontstaat oedeem in de vrije buikholte (ascites). Als de lever praktisch is uitgeschakeld, kan hij zijn ontgiftende taak niet meer uitvoeren, waardoor het lichaam vol giftige stoffen raakt, het dier uiteindelijk in coma raakt en sterft.

De galblaas vangt de gal uit de lever op en concentreert deze, waarna de ingedikte gal uitgestort wordt in de darm op dezelfde plek waar de buis van de alvleesklier uitkomt. In geconcentreerde gal kunnen galstenen gevormd worden, die door hun aanwezigheid de galblaas prikkelen.

De toestand verergert, wanneer een galsteen in de afvoerbuis terechtkomt en daar blijft steken, want dan raakt de galafvoer belemmerd. Wanneer de galsteen op een plaats blijft steken waardoor ook het alvleeskliersap niet meer kan worden afgevoerd, kan dat de alvleesklier ernstig en onherstelbaar beschadigen. Wanneer een galsteen is blijven steken in de afvoerbuis, kan dit aanleiding zijn voor hevige pijnaanvallen (galsteenkoliek).