Normale anatomie van het urinaire stelsel

Het urinaire apparaat bij hond en kat bestaat uit : 2 nieren, 2 urineleiders, blaas, de plasbuis die uitmondt in de buitenwereld.
Bij de mannelijke hond is er net na de blaas nog een prostaat te vinden.

Nieren

Een dier heeft twee nieren.
Het zijn boonvormige organen die zich aan weerszijden van de wervelkolom en als het ware achter de buikholte bevinden. Ze liggen dus eigenlijk op de overgang van rug en zijde en worden gedeeltelijk door de onderste paar ribben bedekt.
De rechter nier ligt altijd wat lager dan links, omdat de lever de rechter nier wat naar beneden duwt. Links ligt de milt, een zeer bloedrijk orgaan van een centimeter of tien, boven tegen de nier aan.
Als een soort kapje ligt op elk van beide nieren een bijnier.
De bijnier heeft eigenlijk niets met de nier van doen, maar is min of meer toevallig daar tijdens de evolutie terecht gekomen.
De bijnier heeft ook niets met urine te maken, maar maakt hormonen. Het is dus een klier, onder andere verantwoordelijk voor de produktie van adrenaline, een hormoon dat het lichaam in staat stelt grote krachten te ontwikkelen, bijvoorbeeld bij inspanning.

In verband met de functie van de nieren is een goede bloedvoorziening noodzakelijk. Daarom is elke nier met dikke bloedvaten verbonden die rechtstreeks op de grote bloedvaten van en naar het hart aansluiten.
Om beschadiging, bijvoorbeeld bij valpartijen, te voorkomen, ligt elke nier in een bed van vetweefsel dat werkt als een soort schokdemper.
Beide nieren worden verder tegen aanvallen van buitenaf beschermd door dikke spieren en door een aantal ribben aan de achterzijde en de buikholte en buikspieren aan de voorzijde.
Als bij een ongeval de nier toch beschadigd wordt, dan kan dat aanleiding geven tot hevige bloedingen.
Aan de binnenkant van de nier bevindt zich het nierbekken (Latijn: pyelum), een klein reservoir voor de opvang van door de nier geproduceerde urine. Vanuit het nierbekken loopt een buisje, de urineleider (Latijn: ureter), van elk van beide nieren naar de blaas. Het transport van urine via de urineleider gaat middels knijpende spierbewegingen in de wand van het buisje (peristaltiek), zodat de urine naar de blaas wordt 'geknepen'.
Aan het eind van de urineleider, bij de inmonding in de blaas, bevindt zich overigens een soort ventiel, dat verhindert dat urine vanuit de blaas weer terug kan stromen naar de nier.

De urineleiders die uitmonden in de blaas

De urineblaas is min of meer bolvormig en bevindt zich, aan het eind van de twee urineleiders, onderaan de buik, achter het schaambeen.
De beide urineleiders komen van de zijkant de blaas binnen. Ze lopen eigenlijk schuin door de blaaswand heen, zodat ze, als de blaas voller wordt een beetje plat gedrukt worden.
Op die manier wordt een soort ventiel gevormd dat verhinderd dat urine kan terugstromen naar de nier.De inmonding van de urineleiders ligt vrij laag in de blaas, vlakbij de uitgang er ontstaat zo een soort driehoekje (Latijn: trigonum) met op de punten respectievelijk de beide openingen van de urineleiders en de blaasuitgang, oftewel het begin van de plasbuis (Latijn: urethra).

Bij de reu loopt de endeldarm direct achter de blaas langs, terwijl de prostaat vlak eronder is gemonteerd, om de plasbuis heen.
Bij de teef ligt uiteraard de baarmoeder (Latijn: uterus) en schede (Latijn: vagina) tussen blaas en endeldarm in.

Van beide kanten komen diverse bloedvaten om de blaas van bloed te voorzien, zodat het orgaan, in noodgevallen - bijvoorbeeld na een ongeval - , best een paar bloedvaten kan missen voordat er problemen ontstaan.
Ook de zenuwvoorziening is ruim, er loopt een heel netwerk van kleine zenuwtjes naar de blaas toe én er vanaf.
Zelfs is er voorzien in een aantal zenuwcellen ter plaatse, zodat een gedeelte van de besturing van de blaas ter plekke wordt geregeld.

De prostaat

De prostaat is een relatief klein, ongeveer kastanje-groot orgaan dat zich juist achter de blaas aan het begin van de plasbuis bevindt.
Aan de voorkant ligt hij tegen het schaambeen aan, aan de achterkant ligt de endeldarm. De prostaat ligt dus om de plasbuis heen en zou, als hij te groot wordt, de plasbuis kunnen vernauwen.
De prostaat is een klier, en bestaat uit miljarden kleine buisjes, die met z'n allen het zaadvocht maken. Eigenlijk is de prostaat niet één klier, maar een aantal klieren tezamen binnen één kapsel (bindweefselwand). In het kapsel, dus de buitenwand van de prostaat bevinden zich ook nog spiervezeltjes, die mogelijk een functie hebben bij de zaadlozing.

Een normale prostaat bij een Duitse Herder

Onder de prostaat, dus stroomafwaarts, ligt de sluitspier van de blaas/plasbuis. Min of meer dwars door de prostaat heen lopen een tweetal zaadleiders, die uiteindelijk afkomstig zijn van de bijballen/testikels. Natuurlijk zal hier alleen tijdens een zaadlozing bij het klaarkomen daadwerkelijk sperma doorheen stromen.
Van dit sperma wordt overigens een klein voorraadje aangehouden in de zaadblaasjes, twee stuks, die zich links en rechts tussen prostaat en blaas bevinden. Het is van belang te weten dat er een verbinding bestaat van de bijballen naar de prostaat, en vice versa.
Vlak naast de prostaat lopen een aantal zenuwbundeltjes die naar de penis lopen en belangrijk zijn voor het optreden van erecties.

Ligging van de prostaat bij een reu